In de AUP gebieden zijn de architectuur van de bebouwing en de stedenbouwkundige opzet niet los van elkaar te zien. De samenhang tussen repeterende architectuureenheden, de verkavelingswijzen en woningtypologieën en de stedenbouwkundige opzet als geheel is de drager van de karakteristiek. De waardering van de bebouwing is daarom gebaseerd op vier aspecten die zijn verbeeld in vier tussenwaarderingskaarten (A, B, C, D). Elk aspect wordt gewaardeerd met 1 – 5 punten. De optelling van het puntental van elk van de vier aspecten leidt tot de ordewaardering op de totaalwaarderingskaart.
Architectonische aspecten:
A. De interne organisatie van het object en de typologie (bijvoorbeeld galerijwoning, eengezinswoning, portiek-etageflat, enz.)
B. De ruimtelijke vormgeving van objecten (architectuur)
Stedenbouwkundige aspecten:
C. De groepering van objecten (verkaveling)
D. De bijdrage van objecten aan de kwaliteit van tuinstedelijke ensembles als geheel (relatie met veld als geheel)